Cassatie

HR 07.05.2021, ECLI:NL:HR:2021:700

 Procesrecht. Rechterswissel tussen pleidooi en uitspraak. Schending onmiddellijkheidsbeginsel?

HR 05.02.2021, ECLI:NL:HR:2021:181, RvdW 2021/188

Onrechtmatige daad. Arbeidsrecht. Procesrecht. Aansprakelijkheid universitair hoofddocent wegens handelen in strijd met subsidieregels. Uitleg CAO in relatie tot art. 7:661 BW. Maatstaf bewuste roekeloosheid. Schriftelijk pleidooi door hof buiten beschouwing gelaten. Door universiteit genoten voordeel ten onrechte niet in de vaststelling van de schadeomvang betrokken? Hoge Raad doet zelf af.

HR 20.11.2020, ECLI:NL:HR:2020:1853, RvdW 2020/1243

Verbintenissenrecht. Verkoop percelen weiland aan kopers die kort daarna doorverkopen aan projectontwikkelaars. Dwaling verkoper/oorspronkelijk eigenaar?

HR 29.05.2020, ECLI:NL:HR:2020:958, NJ 2020/225 (ra.), RBP 2020/62 (nt. M.R.C. van Zoest)

IPR. Arbeidsrecht. Beëindiging arbeidsovereenkomst tussen Turkse vliegmaatschappij en Nederlandse copiloot; Nederland gewone werkland; heeft arbeidsovereenkomst kennelijk nauwere band met Turkije? Art. 8 lid 4 Verordening Rome I.

HR 22.11.2019 (SDB/ABN AMRO), ECLI:NL:HR:2019:1830, RvdW 2019/1210, AA 2020/0179 (nt. D. Busch), JOR 2020/36 (nt. H. Scholten)

Financieel recht. Consumentenrecht. Algemene voorwaarden. Wijzigingsbeding voor opslag op variabele Euribor-rente bij hypothecaire geldlening. Oneerlijk beding?; moment en wijze van toetsing; Bijlage bij Richtlijn 1993/13/EEG; motiveringsplicht; transparantievereiste. Herziening beding; uitoefeningscontrole (art. 6:248 lid 2 BW)

HR 06.12.2019, ECLI:NL:HR:2019:1911, RvdW 2020/14

Contractenrecht. Toerekenbare tekortkoming. Motiveringsklachten.

HR 19.04.2019, ECLI:NL:HR:2019:640, NJ 2019/189 (ra.)

Prijsgave van een grief ontsloeg het hof niet van de verplichting om bij de beoordeling van de overige grieven acht te slaan op alle essentiële stellingen in appel van eisers die van belang zijn voor de overige grondslagen van hun vorderingen, ook indien die in het kader van bedoelde grief zijn aangevoerd. 

HR 22.02.2019, ECLI:NL:HR:2019:272, RvdW 2019/288, JIN 2019/68 (nt. N. de Boer)

Leent de vraag of een cassatieberoep tenminste een reële kans van slagen zou hebben gehad zich voor een voorlopig deskundigenbericht (art. 202 Rv)?

HR 25.01.2019, ECLI:NL:HR:2019:106, NJ 2019/140 (nt. Verhulp)

Zitting moest plaatsvinden voor de drie raadsheren die de beslissing zouden nemen, omdat die zitting mede tot doel had partijen in de gelegenheid te stellen hun stellingen toe te lichten.

HR 19.10.2018 (Curaçao/UTS), ECLI:NL:HR:2018:1999, RvdW 2018/1159

Bevoegdheid Rekenkamer Curaçao tot onderzoek bij een vennootschap waarvan de meerderheid van de aandelen wordt gehouden door het Land? Verschil tussen rekenplicht en informatieplicht.

HR 06.07.2018, ECLI:NL:HR:2018:1095, RvdW 2018/844

Bestuurdersaansprakelijkheid. Beëindiging samenwerking tussen BV’s en hun bestuurders/aandeelhouders. Vraag of bestuurder van één van de BV’s een persoonlijk verwijt treft dat BV de gemaakte afspraken niet nakomt.

HR 08.06.2018, ECLI:NL:HR:2018:877, NJ 2018/269 (ra.)

Reikwijdte verzekeringsdekking van art. 3 lid 1 WAM; schade door multifunctioneel voertuig (vorkheftruck); uitleg begrip ‘deelneming aan het verkeer van voertuigen’ in zin art. 3 lid 1 WAM-richtlijn.

HR 22.09.2017, ECLI:NL:HR:2017:2447, NJ 2018/288 (nt. Van Tiggele-van der Velde), JA 2017/158 (nt. C.C. Janssen)

Levensverzekering; precontractuele mededelingsplicht; verandering gezondheidstoestand in periode tussen invullen vragenformulier en acceptatie; zwaardere eisen kenbaarheid?; gevolg van uitdrukkelijke vermelding op formulier dat wijzigingen moeten worden doorgegeven.

HR 07.07.2017, ECLI:NL:HR:2017:1280 (Oi Coop/Citadel e.a.), NJ 2018/363 (nt. Verstijlen), JOR 2017/305 (nt. Tekstra)

Intrekking surseance van betaling en faillietverklaring; internationaal concern met Nederlandse financieringsmaatschappijen. Uitzondering op toepasselijkheid Nederlands recht in verband met herstructurering groep in buitenland?

HR 02.06.2017 (Vano/FBS), ECLI:NL:HR:2017:1012, NJ 2017/239 (ra.), JOR 2017/256 (nt. Dammingh)

Wettelijke rente met ingangsdatum inleidende dagvaarding?; vereiste van ingebrekestelling. Inningsbevoegdheid pandgever; mededeling verpanding vordering hangende procedure in hoger beroep.

HR 19.05.2017 (Prijsvrij/Corendon), ECLI:NL:HR:2017:935, NJ 2017/227 (ra.), JOR 2017/255 (nt. Urlus)

Agentuurovereenkomst. Berekening klantenvergoeding bij beëindiging; richtlijnconforme uitleg (Agentuurrichtlijn); vaststelling in drie fasen; kwantificering voordeel (eerste fase); uniforme toepassing; stelplicht en bewijslast.

HR 24.02.2017, ECLI:NL:HR:2017:311, NJ 2018/12 (nt. Vranken), JIN 2017/58 (nt. Van Deurzen), JOR 2017/152 (nt. Brouwer & Bedaux), Prg. 2017/82 (nt. Van der Heiden)

Franchiseovereenkomst. Handelt franchisegever onrechtmatig door rapport met onjuiste prognoses aan wederpartij te verschaffen?; wetenschap van onjuistheid vereist?

HR 17.02.2017, ECLI:NL:HR:2017:276, NJ 2017/175 (nt. De Boer), JPF 2017/41 (nt. Reinhartz)

Internationaal privaatrecht. Vallen krachtens buitenlands erfrecht zonder uitsluitingsclausule verkregen buitenslands gelegen onroerende zaken in Nederlandse gemeenschap van goederen?; redelijkheid en billijkheid; stelplicht en bewijslast.

HR 17.02.2017, ECLI:NL:HR:2017:282, RvdW 2017/264

Onrechtmatige daad. Zorgvuldigheid onderzoek schilderij door Stichting Van Gogh Museum. Bewijsaanbod.

HR 03.02.2017 (Holterman Ferho/Spiess von Büllesheim), ECLI:NL:HR:2017:133, NJ 2017/253 (nt. Strikwerda), JAR 2017/58 (nt. K. Wiersma), JOR 2017/190 (nt. Van der Schrieck), JBPr 2017/34 (nt. Van Hees)

Internationaal privaatrecht. EEX-Verordening (nr. 44/2001); rechtsmacht Nederlandse rechter; samenloop bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 2:9 BW en werknemersaansprakelijkheid ex art. 7:661 BW; vervolg van HR 24.01.2014, ECLI:NL:HR:2014:164 en HvJ EU 10 september 2015, ECLI:EU:C:2015:574.

HR 02.12.2016 (Poot c.s./Peters q.q.), ECLI:NL:HR:2016:2730, NJ 2017/20 (nt. Verstijlen), JOR 2017/240 (nt. Faber & Vermunt)

Schade consument door niet-nakoming aannemingsovereenkomst; verhaal op boedel d.m.v. verrekening ex art. 53 Fw.

HR 18.11.2016 (FGH/Fraanje), ECLI:NL:HR:2016:2640, NJ 2018/315 (nt. Van Mierlo), JOR 2017/53 (nt. Steneker)

Wordt beslaglegger beschermd tegen gewekte schijn van afstand van hypotheekrecht?; reikwijdte bescherming art. 3:36 BW; aard beslaglegging als middel tot bewaring van recht.

HR 18.11.2016 (Commissarissen Meavita), ECLI:NL:HR:2016:2614, RvdW 2016/1184

Ondernemingsrecht. Enquêteprocedure Meavita-concern. Beschikking niet uitgesproken door het in de wet bepaalde aantal rechters (art. 5 RO). Verhaal van onderzoekskosten op commissarissen (art. 2:354 BW): ook door vakbond? Verwijtbaarheid commissaris vereist?

HR 16.09.2016 (Bosch/Korn q.q.), ECLI:NL:HR:2016:2118, NJ 2018/177 (nt. De Boer), JOR 2016/323 (Verhagen)

IPR goederenrecht. Eigendomsverkrijging roerende zaken (auto’s), art. 10:127 BW (art. 2 Wet conflictenrecht goederenrecht (oud)); lex rei sitae ten tijde van de op eigendomsoverdracht gerichte rechtshandeling; goederenrechtelijke kwalificatie art. 3:110 BW.

HR 13.05.2016 (Benu Nederland/Pelzers Holding c.s.), ECLI:NL:HR:2016:848, NJ 2016/256 (ra.), JBPr 2016/61 (nt. Gras), JIN 2016/134 (Van Weerden)

Bewijskracht van in authentieke akte of onderhandse akte opgenomen partijverklaring; dwingend bewijs tussen partijen; tegenbewijs. Middel kan niet tot cassatie leiden, omdat uitspraak zelfstandig wordt gedragen door in cassatie tevergeefs bestreden oordeel dat verjaringsberoep van Pelzers Holding c.s. slaagt.

HR 18.12.2015 (Diekmann/Allianz), ECLI:NL:HR:2015:3618, NJ 2016/109 (nt. Tjong Tjin Tai)

Verjaring rechtsvordering tegen verzekeraar tot doen uitkering; stuiting verjaring?; art 7:942 (oud) BW; overgangsrecht; onmiddellijke werking; art. 68a, 72 en 75 Overgangswet nieuw BW (Ow NBW).

HR10.07.2015 (Searocco Yachts c.s./Altena Yaching), ECLI:NL:HR:2015:1830, NJ 2015/321 (ra.), JIN 2015/159 (nt. G.J. de Bock)

Bewaarneming (art. 7:600 BW); kenmerk dat bewaarneming geschiedt in belang bewaargever; gebruik in belang van bewaarnemer (art. 7:603 lid 1 BW); ‘gemengde overeenkomst’; regels van samenloop van art. 6:215 BW; uitleg overeenkomst; Haviltexmaatstaf.

HR 26.06.2015 (Windpark Zeeland I/Delta Netwerkbedrijf), ECLI:NL:HR:2015:1750, NJ 2016/275 (nt. Kortmann), NTE 2016/8 (nt. Brinkman & Baljon)

Elektriciteit. Uitbrengen offerte netbeheerder in strijd met de Elektriciteitswet 1998?; geschilprocedure op voet art. 51 Elektriciteitswet 1998; bindende kracht onherroepelijke geschilbeslissing toezichthouder (NMa); onrechtmatigheid. Toerekenbaarheid ook bij onvoorziene en onvoorzienbare wending rechtspraak?; netbeheerder is geen bestuursorgaan; geen gelding van regels voor besluitaansprakelijkheid; stelsel van bindende geschilbeslechting van art. 51 Elektriciteitswet 1998; bescherming afnemers; toerekenbaarheid o.g.v. verkeersopvattingen.

HR 05.06.2015 (HSK/Bosma), ECLI:NL:HR:2015:1473, NJ 2015/320 (nt. Verstijlen), JIN 2015/129 (nt. El Houzi & Peters), JOR 2015/311 (nt. Bijloo)

Faillissement; voorwaarden; toetsing ‘ex nunc’; taak appelrechter; nuancering in appel maar niet in geval van verzet. Behoorlijke oproeping schuldenaar?; art. 1.1.4.3 Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken; vereiste van ingediend verzoekschrift.

HR 13.02.2015 (Dikmans/Unilever), ECLI:NL:HR:2015:295, RvdW 2015/313

Werkgeversaansprakelijkheid; art. 7:658 BW. Blootstelling aan voor de gezondheid schadelijke stoffen. Causaliteit. Vervolg op HR 17.11.2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8369. Deskundigenonderzoek; klachten tegen vraagstelling en bewijswaardering hof. Motivering van bewijsoordeel.

HR 23.05.2014, ECLI:NL:HR:2014:1204, NJ 2014/325 (nt. Van Schilfgaarde), JIN 2014/129 (nt. Van der Kraan), JOR 2014/229 (nt. Van Bekkum), Ondernemingsrecht 2014/141 (nt. Sinninghe Damsté)

Bestuurdersaansprakelijkheid; aansprakelijkheid indirect bestuurder; maatstaf van HR 08.12.2006 (Ontvanger/Roelofsen), ECLI:NL:HR:2006:AZ0758. Beroep indirect bestuurder op verrekening deel gevorderde schade tussen moeder- en dochtervennootschap; moet moedervennootschap partij zijn in het geding?

HR 06.12.2013 (Fortis/SICAF e.a. II), ECLI:NL:HR:2013:1586, NJ 2014/167 (nt. Van Schilfgaarde), JIN 2014/34 (nt. Vergouwen), JOR 2014/65 (nt. Holtzer), Ondernemingsrecht 2014/40 (nt. Bartman)

Enquêterecht. Oordeel Ondernemingskamer inzake wanbeleid gegeven met ‘hindsight bias’?; tijdstip beoordeling handelen en nalaten van de rechtspersoon; bijzondere en aangescherpte zorgplicht systeembank; samenloop maatstaf wanbeleid enquêteprocedure en normen Richtlijn Marktmisbruik en Wft. SICAF belanghebbende in zin art. 2:346 lid 1 BW en art. 282 Rv?

HR 04.10.2013, ECLI:NL:HR:2013:860, RvdW 2013/1168

Verzoek hypothecaire schuldenaar tot bevel aan schuldeiser Obvion N.V. in te stemmen met aangeboden schuldregeling, art. 287a lid 1 Fw. Geen rechtsmiddel tegen afwijzing verzoek, niet-ontvankelijkheid (HR 14.12.2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0966).

HR 12.07.2013 (Van Egmond/Rosendahl c.s.), ECLI:NL:HR:2013:BZ9959, NJ 2014/273 (nt. Van Mierlo), JBPr 2013/53 (nt. Steneker), JIN 2013/141 (nt. Kemp), JOR 2013/295 (nt. Bartels)

Koop registergoed; art. 7:3 BW (‘Vormerkung’); derdenbeslag onder koper op koopsom rechtsfeit als bedoeld in derde lid? Gevolgen van tussentijdse overdracht beslagen goed aan derde in geval van herleving beslag na vernietiging opheffingsvonnis.

HR 14.06.2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5356, NJ 2013/343 (ra.), JBPr 2013/51 (nt. Wieten)

Ontvankelijkheid tussentijds cassatieberoep tegen tussenarrest; tussentijds beroep opengesteld; bindende eindbeslissing omtrent bewijslast? Bewijslastverdeling; bevrijdend verweer?

HR 14.06.2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5721, NJ 2013/340 (ra.)

Curaçaose zaak. Beroepsaansprakelijkheid notaris; zwaarwegende zorgplicht notaris; verificatie van rechtstoestand registergoed in openbare registers.

HR 21.09.2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6728, NJ 2013/97 (nt. Mendel)

Sommenverzekering. Aanwijzing begunstigde; constitutief vereiste van schriftelijke mededeling aan verzekeraar; strekking; uitleg aanwijzing; maatstaf; bedoeling verzekeringnemer.

HR 10.08.2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5322, RvdW 2012/1056, JIN 2012/155 (nt. Sumo), JPF 2012/156 (nt. Vlaardingenbroek)

Wijziging partneralimentatie; tussen partijen overeengekomen afwijking van wettelijke maatstaven. Wijzigingsgrond, maatstaf, omstandigheden, redelijkheid en billijkheid, art. 1:401 BW. Motiveringsklachten.

HR 25.05.2012 (Fortis/SICAF e.a. I), ECLI:NL:HR:2012:BW0242, NJ 2012/338

Enquêterecht. Cassatieberoep tegen beschikking ondernemingskamer tot toelating Stichting als belanghebbende in tweede fase enquêteprocedure ontvankelijk?; tussenbeschikking.

HR 20.04.2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1293, RvdW 2012/619, JOR 2012/205 (nt. Verdaas)

Verbintenissenrecht. Uitvoering convenant houdende financieringsregeling voor in financiële problemen verkerende vennootschappen. Vordering bank uit geldlening. Reconventionele vordering schuldenaar tot vergoeding schade als gevolg van vroegtijdige inperking krediet waardoor faillissement vennootschappen. Oordeel dat bank niet tot inperking krediet en niet-uitvoering betalingsopdrachten mocht overgaan.

HR 13.04.2012 (Van Staalduinen/Tiethof q.q.), ECLI:NL:HR:2012:BV2629, NJ 2012/445 (nt. Van Mierlo), JIN 2012/121 (nt. Meuwese), JOR 2012/237 (nt. Steneker)

Buitengerechtelijke vernietigingsverklaring rechtshandeling gerechtvaardigd?; rechtsgevolg berusting; stelplicht en bewijslast. Derdenbeslag; wettelijke rente verschuldigd?; schuldeisersverzuim?; stelplicht en bewijslast. Proceskostenveroordeling; rechtskarakter; wettelijke rente; oud of nieuw recht?

HR 10.02.2012 (Van Neerbos/Den Haag), ECLI:NL:HR:2012:BU5602, NJ 2012/434 (nt. Keirse), JHV 2012/69 (nt. Sengers)

Huur; verlenging ontruimingstermijn; doorbreking rechtsmiddelenverbod van art. 7:230a lid 8 BW. Huur bedrijfsruimte; gehuurde pand onroerende aanhorigheid in zin van art. 7:290 lid 3 BW.

HR 24.06.2011 (Dombrowski/Hulsing-Huppermans), ECLI:NL:HR:2011:BP9897, NJ 2011/281, JA 2011/153 (nt. Nuijens), JAR 2011/192 (nt. Barentsen)

Arbeidsongeval. Werkgeversaansprakelijkheid ex art. 7:658 BW; stelplicht en bewijslast; veiligheidsvoorzieningen die werknemer zelf moet toepassen.

HR 17.06.2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4833, NJ 2012/311 (nt. De Boer)

Internationale kinderontvoering. Verzoek tot teruggeleiding onder Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV) en Verordening Brussel II-bis. ‘Gewone verblijfplaats’ van het kind in zin van art. 3 lid 1 sub a HKOV; feitelijk begrip; in aanmerking te nemen factoren; onbegrijpelijk oordeel hof; HR doet zaak zelf af.

HR 25.02.2011 (ING Bank/Hielkema q.q.), ECLI:NL:HR:2011:BO7109, NJ 2012/74 (nt. Verstijlen), JOR 2014/271 (nt. Faber & Vermunt), TvI 2011/19 (nt. Van Eijsden)

‘Oneigenlijke lossing’ door faillissementscurator; vorm van parate executie door pandhouder; levering tot executie van zekerheid als bedoeld in de verleggingsregeling van art. 12 lid 4 Wet op de omzetbelasting 1968 jo. art. 24ba lid 1 onder d Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968; strijd met art. 199 lid 1 onder e Richtlijn 2006/112/EG?

HR 10.12.2010 (Huber/Forward e.a. II), ECLI:NL:HR:2010:BO6879, NJ 2010/668, JBPr 2011/17 (nt. Broekveldt)

Cassatie. Schorsingsincident i.v.m. executoriale verkoop litigieuze vorderingen (art. 225 lid 1 sub c Rv.). Nietig schorsingsexploot? Executie ongeldig en/of onrechtmatig?

HR 03.12.2010 (AFF/SFT c.s.), ECLI:NL:HR:2010:BN9461, RvdW 2010/1454

Antillenzaak. Cassatie; ontvankelijkheid; rechtspersoon die heeft opgehouden te bestaan? Eisen van een goede procesorde verzetten zich ertegen acht te slaan op een niet eerder dan bij pleidooi in appèl aangevoerde grondslag van de vordering.

HR 08.10.2010 (Tan c.s./Forward e.e.a.), ECLI:NL:HR:2010:BM9615, NJ 2010/545, JOR 2010/345 (nt. CMGvdK)

‘Bekwame tijd’ als bedoeld in art. 6:89 BW; maatstaf. Verjaring; aan stuitingshandeling te stellen eisen.

HR 10.09.2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6077, NJ 2010/665 (nt. Van Schilfgaarde & Perrick), JOR 2010/337 (nt. Brink)

Enquêteverzoek. Bevoegdheid erfgenaam onverdeelde boedel waartoe certificaten van aandelen behoren, zelfstandig enquêteverzoek te doen. Kan beschikking waarin enquêteverzoek wordt toegewezen, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard?

HR 09.07.2010 (Gierveld Beheer/Arnold & Siedsma c.s.), ECLI:NL:HR:2010:BL9293, NJ 2010/402

Beroepsfout octrooigemachtigde door geen desbewustzijnsexploot aan inbreukmaker uit te brengen als gevolg waarvan vordering licentienemer op inbreukmaker is afgewezen. Geen beroepsfout jegens licentienemer nu contract niet met hem is gesloten. De octrooihouder heeft in zijn eigen vermogen geen schade geleden gelijk aan gevorderde, doch afgewezen, vergoeding van de schade die de inbreukmaker zonder de beroepsfout aan de licentienemer verschuldigd zou zijn geweest, en is dus niet gerechtigd het desbetreffende bedrag in een op die beroepsfout gebaseerde procedure van octrooigemachtigde te vorderen. Afwijzing vordering licentienemer op octrooigemachtigde levert geen schade op voor de octrooihouder.

HR 21.05.2010 (Huber/Forward e.a. I), ECLI:NL:HR:2010:BL5447, RvdW 2010/640

Procesrecht. Schorsingsincident. Verzoek zaak op rol te plaatsen teneinde te verstaan dat de zaak is geschorst. Geldige overdracht vordering aan partij die schorsingsverzoek indient? Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over in cassatie aangevoerde stellingen dat geen akte als bedoeld in art. 3:94 lid 1 BW is opgesteld en geen tijdige mededeling is gedaan van cessie.

HR 05.02.2010 (Willems/HHNK), ECLI:NL:HR:2010:BK0870, NJ 2010/242, Gst. 2010/105 (nt. Timmermans), TBR 2010/93 (nt. Vonck)

Erfpacht. Erfpachtvoorwaarden overheid recht in de zin van art. 79 RO?; uitleg; passeren essentiële stelling. Verzoek vervangende rechterlijke machtiging tot overdracht; taak rechter.

HR 27-11-2009 (Van der Grijp/Stam), ECLI:NL:HR:2009:BJ6596, NJ 2010/493 (NT. HEERMA VAN VOSS), AR-Updates.nl 2009-0668 (nt. A.R. Houweling), AR-Updates.nl 2009-0901 (nt. E.M. Hoogeveen), Arbeidsrecht in 50 uitspraken 2010, p. 304a (nt. Grapperhaus), Arbeidsrecht in 50 uitspraken 2012, p. 307a (nt. Grapperhaus, Rauws, Driessen & Gundt), JAR 2009/305 (nt. E. Verhulp), TRA 2010, 5 (nt. Van der Kind)

De uitkomst van de kantonrechtersformule kan niet dienen als een algemeen uitgangspunt voor de bepaling van een vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Ook het toepassen van een generieke korting op de uitkomst van de berekening van een vergoeding volgens deze formule als noodzakelijke correctie daarop verdraagt zich niet met de wijze waarop de rechter in geval van kennelijk onredelijk ontslag een vergoeding dient te bepalen.

HR 11.09.2009 (PwC GmbH/Dax), ECLI:NL:HR:2009:BI3436, NJ 2009/419

Het certificaat als bedoeld in art. 54 EEX-Vo behoeft alleen te worden overgelegd ten aanzien van beslissingen met betrekkingen tot welke een verklaring van uitvoerbaarheid wordt verzocht. Nu de herstelbeslilssingen van de Duitse rechter geen condemnatoir karakter hebben en dus niet vatbaar zijn voor tenuitvoerlegging, kan ten aanzien van deze beslissingen geen verklaring van uitvoerbaarheid worden verzocht en is het voorschrift van art. 53 lid 2 EEX-Vo op deze herstelbeslissingen niet van toepassing.

HR 11.09.2009 (ACS/HTC), ECLI:NL:HR:2009:BI5915, RvdW 2009/1006

Waar thans eiseres tot cassatie op zichzelf de verschuldigdheid van de bedragen wegens managementvergoeding niet betwistte, moet haar stelling dat de verplichting tot betaling van die bedragen inmiddels was tenietgegaan doordat de terzake verschuldigde bedragen begrepen waren in overeengekomen schikkingsbedrag, worden beschouwd als een zelfstandig bevrijdend verweer waarvan de bewijslast op haar rust.

HR 10.07.2009 (Wesseling/Aegon), ECLI:NL:HR:2009:BH9156, NJ 2009/362

Cassatieberoep tegen kantonrechtersvonnis; motiveringsplicht als bedoeld in art. 230 lid 1, aanhef en onder e, Rv.; gemengde klacht, beoordeling in cassatie op voet van art. 80 RO, beperkte taak van cassatierechter.

HR 20.03.2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9458, NJ 2009/155, PJ 2009/73 (nt. Van Herpen-Thuring)

Pensioenverevening. Afstortingsplicht vennootschap voormalige echtgenoot (d.g.a.) van kapitaal voor aan andere echtgenoot toekomend deel van pensioenaanspraak; redelijkheid en billijkheid. Het hof is ten onrechte ervan uitgegaan dat eerst dan een verplichting tot zodanige afstorting op de vennootschap kan rusten indien zulks uitdrukkelijk is overeengekomen.

HR 17.10.2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9080, NJ 2009/41 (nt. Verstappen)

Ontbinding huwelijksgemeenschap na scheiding; verknochtheid van nadien ontstane aanspraken uit een stamrechtverzekering waarvoor de werkgever van de man bij diens ontslag onder een verzekeringsmaatschappij een koopsom heeft gestort ter aanvulling van zijn inkomen.

HR 03.10.2008, ECLI:NL:HR:2008:BD5828, NJ 2009/80 (nt. Mendel), AV&S 2009/7 (nt. Wervelman)

Kwalificatie arbeidsongeschiktheidsverzekering als sommenverzekering; oordeel dat het ontbreken van een correctiebepaling inzake de verrekening van inkomsten een aanwijzing vormt dat de verzekering geen schadeverzekering is, is niet onbegrijpelijk.

HR 27.06.2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1494, NJ 2008/373

Kennelijk onredelijk/onregelmatig ontslag; vordering tot herstel dienstbetrekking en schadevergoeding; verjaring op grond van art. 7:683 BW; stuiting; schriftelijke mededeling in art. 3:317 lid 1 BW; daaraan te stellen eisen; ondubbelzinnig voorbehoud van recht op nakoming.

HR 30.05.2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5703, RvdW 2008/573, JBPr 2008/30 (nt. Freudenthal)

Internationaal privaatrecht. Betekeningsverordening; ontvankelijkheid hoger beroep; Betekening van de appeldagvaarding op de voet van art. 63 Rv., gevolgen van niet-inachtneming van de betekeningsvoorschriften bij verschijning geïntimeerde, niet-toepasselijkheid art. 56 Rv.

HR 28.03.2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2255, NJ 2008/189

In overeenstemming met hetgeen de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn beschikking van 27 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS7054 m.b.t. art. 1:252 en 253c lid 1 BW, en in zijn beschikking van 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB9669 m.b.t. art. 1:253o lid 1, laatste volzin, BW, moet art. 1:251 lid 2 BWNA in het licht van art. 6 en 8 EVRM aldus worden uitgelegd dat aan toewijzing van een verzoek om na echtscheiding gezamenlijk belast te blijven met de uitoefening van het gezag niet in de weg staat dat het verzoek slechts door een der ouders gedaan is.

HR 30.11.2007 (Hearing Systems/Audilux), ECLI:NL:HR:2007:BA9611, NJ 2008/81 (nt. Vlas), JOR 2008/9 (nt. R.G.J. de Haan)

De in art. 105 Rv gegeven alternatieve (relatieve) bevoegdheid van de rechter van de woonplaats of de plaats van vestiging van de rechtspersoon of de vennootschap is niet beperkt tot procedures over de (rechtsgevolgen van) besluiten van (organen van) rechtspersonen of vennootschappen die de interne verhoudingen binnen de rechtspersoon of vennootschap betreffen. Zij ziet mede op een geschil als het onderhavige, waarin omtrent de externe werking van een besluit van de rechtspersoon of de vennootschap slechts kan worden beslist nadat eerst een oordeel is gegeven over de interne werking van dat besluit.

HR 23.02.2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6219, NJ 2008/492 (nt. Vranken)

Aansprakelijkheidsrecht. Ongeval op een boot tijdens zeilweekeinde van studentenvereniging; geen toerekening van onrechtmatige daad aan vereniging, eigen verantwoordelijkheid van leden die aan verenigingsactiviteit deelnemen; benadeelde als organisator betrokken bij falend toezicht; relativiteitsvereiste.

HR 23.02.2007 (Leffler/Berlin Chemie II), ECLI:NL:HR:2007:AZ4061, NJ 2009/67 (nt. Vlas), JBPr 2007/45 (nt. Freudenthal)

Betekeningsverordening. Grensoverschrijdende betekening appeldagvaarding, gevolgen van weigering van geadresseerde de dagvaarding in ontvangst te nemen wegens niet-inachtneming van het taalvoorschrift in art. 8 lid 1 EG-Betekeningsverordening; vervolg op HR 17 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9429, geding na HvJEG 8 november 2005, ECLI:EU:C:2005:665; aan herstel te stellen eisen, termijn, rechterlijk overgangsrecht.

HR 02.02.2007 (Van Emden q.q./Rabobank), ECLI:NL:HR:2007:AZ1611, RvdW 2007/173

Faillissementspauliana. Financieringsovereenkomst; opzegging; verrekening. Slagende motiveringsklachten tegen te ‘s hofs oordeel dat, nu de nietigheid van de financieringsovereenkomst door de curator tevergeefs is ingeroepen, daarmee is gegeven dat de bank in haar recht stond toen zij op grond van de bepalingen van die overeenkomst tot opzegging en verrekening overging.

HR 17.03.2006 (Sprangers/NN), ECLI:NL:HR:2006:AU8325, NJ 2007/594 (nt. Snijders onder NJ 2007/595), JBPr 2006/60 (nt. HWW), TVA 2007/19 (nt. Roelvink)

Bevoegdheidsincident, verwerping door de eerste rechter van de exceptie van onbevoegdheid op de voet van art. 1022 lid 1 Rv.; ontvankelijkheid cassatieberoep tegen uitspraak waarin appellant niet-ontvankelijk is verklaard in tussentijds appel, een tussenarrest?, strekking art. 401a lid 2 Rv.

HR 27.01.2006 (Campina Melkunie/Benelux-Merkennureau), ECLI:NL:HR:2006:AU4618, NJ 2006/529 (nt. Gielen)

Vervolg op HR 19 juni 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2680, BenGH 26 juni 2000, ECLI:NL:XX:2000:AD3175, HvJEG 12 februari 2004, C-265/00, en BenGH 1 december 2004, ECLI:NL:XX:2004:AZ0272. Blijkens laatstvermeld arrest staat tegen de bestreden, op de voet van art. 6ter (oud) BMW gegeven beslissing van Hof Den Haag beroep in cassatie open, zodat Campina Melkunie in haar beroep kan worden ontvangen. In het licht van het door het HvJEG gegeven antwoord op de vraag van het BenGH m.b.t. de uitleg van het aan art. 6bis BMW ten grondslag liggende art. 3 lid 1 sub c van de Merkenrichtlijn (89/104/EEG) is niet onjuist het oordeel van het hof dat het teken BIOMILD onvoldoende onderscheidend vermogen heeft om als merk te kunnen dienen voor de waren waarvoor inschrijving wordt verzocht, nu het teken niet origineel en geen fantasiebenaming is, in welk oordeel ligt besloten dat geen opvallende afwijking bestaat tussen de woordcombinatie en de loutere som van de bestanddelen waaruit deze bestaat en dat dit nieuwe woord niet een indruk wekt die voldoende afwijkt van de indruk die wordt gewekt door de loutere samenvoeging van de bestanddelen, als bedoeld door het HvJEG. Daarbij heeft het hof, blijkens het antwoord van het HvJEG, terecht irrelevant geoordeeld of er al dan niet synoniemen beschikbaar zijn voor de kenmerken die met de gewraakte tekens of benamingen worden aangeduid.

HR 20.01.2006 (Robinson/Molenaar), ECLI:NL:HR:2006:AU4122, NJ 2006/80

Het hof mocht niet ambtshalve toepassing geven aan het bepaalde in art. 6:89 BW (rechtsverlies door niet-protesteren). Een in het verleden liggende tekortkoming in de nakoming van een voortdurende verplichting kan niet meer ongedaan gemaakt worden door alsnog na te komen; in een zodanig geval is ontbinding op de voet van art. 6:265 BW mogelijk ook zonder dat sprake is van verzuim.

HR 18.11.2005 (Nap/Rabo), ECLI:NL:HR:2005:AT9061, NJ 2006/190, JOR 2006/28 (nt. Vermunt)

Op vergelijkbare gronden als waarop in HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7535 is geoordeeld dat art. 53 lid 3 Fw (curator kan bij beroep debiteur op verrekening geen beroep doen op art. 6:136 BW) van overeenkomstige toepassing is in geval van cessie door de curator, moet worden geoordeeld dat in geval van faillissement van de pandgever de debiteur van de verpande vordering met overeenkomstige toepassing van art. 53 lid 3 Fw zijn tegenvordering kan verrekenen zonder dat de pandhouder een beroep toekomt op art. 6:136 BW.

HR 24.06.2005 (Schaink q.q./Holland Venture), ECLI:NL:HR:2005:AT6025, NJ 2005/382, JOR 2005/174 (nt. J.J.M. van Mierlo)

Enquêterecht. Onjuist is de opvatting dat de kosten als bedoeld in art. 2:350 lid 3 BW zonder meer als boedelschuld hebben te gelden in het faillissement van de rechtspersoon ten aanzien waarvan na zijn faillietverklaring een onderzoek als bedoeld in art. 2:345 BW is bevolen. De curator van een failliet verklaarde rechtspersoon kan zelf, onder toezicht van de rechter-commissaris, beslissen in hoeverre hij in het kader van de hem in art. 68 Fw opgedragen taak middelen uit de boedel wil gebruiken om daarmee de kosten van het onderzoek te bestrijden. Indien de curator daartoe niet bereid is, kan de aanvrager van het onderzoek, teneinde de uitvoering daarvan niet in gevaar te brengen, ervoor kiezen die kosten voor eigen rekening te nemen. Ook kunnen de in art. 69 Fw genoemde personen proberen een bevel van de rechter-commissaris aan de curator uit te lokken om een boedelbijdrage beschikbaar te stellen. De Ondernemingskamer heeft te dien aanzien geen taak, evenmin als ten aanzien van de vraag of het gaat om een verbintenis tengevolge waarvan de boedel is gebaat (art. 24 Fw).

HR 24.06.2005, ECLI:NL:HR:2005:AT1096, NJ 2005/415 (nt. Wortmann)

Eenhoofdig gezag; omgangsregeling ten behoeve van met gezag belaste ouder. Art. 1:377a lid 1 BW bepaalt dat het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht hebben op omgang met elkaar. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de wet de met het gezag belaste ouder géén recht toekent op omgang met zijn kind. Blijkens art. 1:377a lid 2, art. 1:377f en art. 1:377h BW brengt het recht op omgang in beginsel tevens mee het recht om door de rechter een omgangsregeling te doen vaststellen; dat geldt ook voor de ouder die met het gezag is belast.

HR 26.11.2004 (Haantjes/Damstra), ECLI:NL:HR:2004:AP9665, NJ 2005/41, JHV 2005/24 (nt. HF)

Een door een rechthebbende aan en derde gegeven last om een vordering op eigen naam in te stellen, brengt in beginsel mee dat de derde ook op eigen naam in rechte kan optreden, in welk geval de lasthebber niet gehouden is in de dagvaarding of anderszins te vermelden dat hij ter behartiging van de belangen van een ander optreedt. Eerst indien het verweer van de wederpartij daartoe aanleiding geeft, zal de lasthebber dienen te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij uit hoofde van lastgeving bevoegd is op eigen naam ten behoeve van de rechthebbende op te treden.

HR 02.04.2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1939, NJ 2006/212 (nt. Verhulp), Arbeidsrecht in 50 uitspraken 2010, p. 285 (nt. Grapperhaus), Arbeidsrecht in 50 uitspraken 2010, p. 300 (nt. Gundt), Arbeidsrecht in 50 uitspraken 2012, p. 273 (nt. Grapperhaus, Rauws, Driessen & Gundt), JAR 2004/112 (nt. Beltzer), SR 2004/46 (nt. Buijs)

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen; ontbindingsvergoeding; geen uitsluiting of beperking wettelijke regeling mogelijk; ‘exclusieve werking’ van de ontbindingsvergoeding; contractuele afvloeiingsregeling; afzonderlijke procedure; taak rechter; redelijkheid en billijkheid.

HR 09.01.2004 (Nannini/SFT), ECLI:NL:HR:2004:AK8380, NJ 2005/190 (nt. Snijders), AA20040881 (nt. Rutgers), JBPr 2004/31 (nt. Van den Nieuwendijk)

Antillenzaak. Vernietiging arbitraal vonnis. Terughoudendheid rechter. Vernietiging o.g.v. motiveringsgebrek alleen bij ontbrekende motivering of motivering zonder enige steekhoudende verklaring. Concordantiebeginsel.

HR 12.12.2003 (Polyproject/Warmond II), ECLI:NL:HR:2003:AL8443, NJ 2005/431 (nt. Hijma), AB 2004/233 (nt. Van Ommeren), BR 2004/166 (nt. E.W.J. de Groot), Gst. 2004/75 (nt. Lam)

Vervolg op HR 13 april 2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB1055. Aan een waardering van de door de gemeente bij de nietige exploitatie-overeenkomst voor haar prestatie (toezegging de herziening van het bestemmingsplan te bevorderen) bedongen tegenprestatie, die ingevolge art. 6:210 lid 2 BW moet worden vergoed, staat niet in de weg dat noch de wet noch de overeenkomst een grondslag voor de bedongen tegenprestatie biedt en dat het derhalve de gemeente niet vrijstond deze tegenprestatie te bedingen. De waardering behoort in een zodanig geval te geschieden op de grondslag van hetgeen voor de gemeente wel geoorloofd zou zijn geweest van haar wederpartij als tegenprestatie te bedingen, zodat onderzocht zal moeten worden of de Bouwexploitatieverordening een grondslag inhoudt, en zo ja in hoeverre, voor het bedingen door de gemeente van een tegenprestatie.

HR 05.12.2003 (Clickly.com/JSP), ECLI:NL:HR:2003:AJ3242, NJ 2004/76, AA20040282 (nt. Rutgers), JBPr 2004/18 (nt. M.A.J.G. Janssen)

Voorzover de appellant tegen een eindbeslissing in eerste aanleg geen grief heeft aangevoerd, blijft deze buiten de rechtsstrijd behoudens de werking van de openbare orde en de devolutieve werking van het appel binnen het door de grieven ontsloten gebied. Als grieven worden aangemerkt alle gronden die een appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht, zodat zij voor de rechter en de wederpartij voldoende kenbaar zijn. De enkele vermelding in de memorie van grieven dat de appellant het geschil in volle omvang aan de appelrechter wenst voor te leggen is niet voldoende om aan te nemen dat ook het onderhavige, door appellant niet vermelde geschilpunt naast andere wel door appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde werd gesteld, tenzij dit voor de wederpartij kenbaar was.

HR 17.10.2003 (Leffler/Berlin Chemie I), ECLI:NL:HR:2003:AF9429, NJ 2004/267

Betekeningsverordening. Grensoverschrijdende betekening appeldagvaarding, gevolgen van weigering van geadresseerde de dagvaarding in ontvangst te nemen wegens niet-inachtneming van het taalvoorschrift in art. 8 lid 1 EG-Betekeningsverordening.

HR 10.10.2003 (NN/’t Witte Paerdje), ECLI:NL:HR:2003:AI0828, NJ 2005/89 (nt. Mendel)

Brandverzekering. Aansprakelijkheid op grond van art. 6:76 BW bestaat alleen voor personen van wie de hulp wordt gebruikt bij de uitvoering van de verbintenis ten aanzien waarvan de aansprakelijkheid in het geding is. Aangezien het Hof niet heeft vastgesteld dat op de verzekeraar een verbintenis jegens de verzekerde rustte die haar tot het (doen) uitvoeren van een enzymenbehandeling als maatregel ter bestrijding van de rooklucht in het verzekerde bedrijfspand verplichtte, is onjuist ‘s Hofs oordeel dat de verzekeraar voor de door de enzymenbehandeling veroorzaakte schade aansprakelijk is op grond van art. 6:76 BW.

HR 21.02.2003 (VIBA/VEB), ECLI:NL:HR:2003:AF1797, NJ 2003/181 (nt. Maeijer), JOR 2003/58 (nt. Brink)

Enquêterecht. Wanbeleid in de zin van art. 2:355 BW; maatstaf. Ook een enkele gedraging, zoals het verstrekken van onvoldoende informatie aan aandeelhouders m.b.t. een voor de onderneming belangrijk onderwerp, kan wanbeleid opleveren, met name indien die gedraging tot voor de onderneming zeer nadelige gevolgen heeft geleid. Het verstrekken van onvoldoende informatie aan aandeelhouders kan echter niet als wanbeleid worden aangemerkt indien het, zoals hier, niet opzettelijk is gebeurd en tot geen ander gevolg heeft geleid dan de mogelijkheid dat bij een deel van de aandeelhouders een niet met de werkelijkheid overeenstemmende indruk bleef bestaan m.b.t. het onderwerp in kwestie.

HR 22.11.2002 (Leonardus/Linssen q.q.), ECLI:NL:HR:2002:AE8474, NJ 2003/32 (nt. Van Schilfgaarde), JOR 2003/27 (nt. Wessels), TvI 2003, p.17 (nt. Molkenboer)

De wetgever heeft de aanspraak op smartengeld als hoogstpersoonlijk aangemerkt en deze aanspraak aan beslag en executie, en dus ook aan het faillissement, onttrokken. Deze uitzonderingspositie heeft de wetgever evenwel niet gerechtvaardigd geacht indien de rechthebbende zijn aanspraak heeft geconcretiseerd in een vordering of overeenkomst. De eisen van redelijkheid en billijkheid dwingen niet ertoe te aanvaarden dat de vergoeding van immateriële schade buiten het faillissement valt. Ook kan niet gesproken worden van ongerechtvaardigde verrijking. HR 5 september 1997, NJ 1998, 437 (Ontvanger-Hamm) doet aan een en ander niet af.

HR 15.11.2002 (De Kroon c.s./Peters q.q.), ECLI:NL:HR:2002:AF0576, NJ 2003/373 (nt. Kleijn), AA20030449 (nt. Van Mierlo), JOR 2003/25 (nt. Steneker)

Voor het antwoord op de vraag of het onder de notaris gelegde derdenbeslag zich ook uitstrekte tot de door de koper aan de Stichting derdengelden betaalde en onder haar berustende gelden is beslissend of die gelden deel zijn gaan uitmaken van het vermogen van de notaris en tevens onder hemzelf berusten. Uitgangspunt in cassatie moet zijn dat het door de koper ter voldoening van de koopsom op rekening van de Stichting overgemaakte bedrag deel is gaan uitmaken van het vermogen van de Stichting en niet van dat van de notaris. Niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting geeft ‘s Hofs oordeel dat de vordering van de verkoper tot uitbetaling van de koopsom een vordering op de Stichting betrof zodat het onder de notaris gelegde derdenbeslag zich niet uitstrekte tot deze vordering.

HR 01.02.2002 (BTG/De Vries Robbé e.a. II), ECLI:NL:HR:2002:AD8832, NJ 2002/226 (nt. Maeijer), JOR 2002/30 (nt. M.W. Josephus Jitta), Ondernemingrecht 2002/17 (nt. Geerts)

Enquêterecht; omvang bevoegdheid Advocaat-Generaal tot het vorderen van een enquête; ‘openbaar belang’.

HR 23.11.2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3963, NJ 2002/387 (nt. Vranken)

De op de arts rustende verplichting zijn patiënt vóór een medische behandeling in te lichten over de risico’s van de voorgestelde behandeling, strekt niet ertoe de patiënt te beschermen tegen deze risico’s doch om de patiënt in staat te stellen goed geïnformeerd te beslissen of hij toestemming voor deze behandeling zal geven. Het optreden van schade doordat bedoelde risico’s optreden, kan dan ook niet worden aangemerkt als verwezenlijking van het risico dat door het tekortschieten door de arts in de nakoming van zijn informatieplicht in het leven is geroepen; ‘de omkeringsregel’ is dan ook niet van toepassing zodat niet met het tekortschieten van de arts het causaal verband tussen dit tekortschieten en de ontstane schade is gegeven. De patiënt moet ingevolge de hoofdregel van art. 177 Rv stellen en bewijzen dat hij indien hij voldoende was ingelicht, als redelijk handelende patiënt en/of om redenen van persoonlijke aard niet voor deze behandeling zou hebben gekozen; de arts dient voldoende gegevens te verstrekken ter motivering van de betwisting van de stelling van de patiënt teneinde hem aanknopingspunten voor bewijslevering te verschaffen. Door gebruik te maken van het door de deskundigen gegeven antwoord op zijn vragen, heeft het Hof niet in strijd met art. 48 en/of art. 176 Rv feiten aangevuld; ook kan niet gezegd worden dat het Hof aldus de patiënt voor een ontoelaatbare verrassing heeft gesteld.

HR 16.11.2001 (NVV/Staat), ECLI:NL:HR:2001:AD5493, NJ 2002/469 (nt. Koopmans & Alkema), AB 2002/25 (nt. Van Buuren); AB Klassiek 2009/35 (nt. J.E.M. Polak), JB 2002/2 (mt. nt. AWH), JM 2002/56 (nt. Lambers)

Wet herstructurering varkenshouderij; Besluit hardheidsgevallen. Strijd met algemene rechtsbeginselen?; art. 120 Grondwet. Strijd met Europees gemeenschapsrecht?; marktordening; beperking invoer; beperking uitvoer; vrijheid van vestiging. Strijd met art. 1 Eerste Protocol bij EVRM?; ‘possessions’ in de zin van art. 1; ‘de facto expropriation’; ‘fair balance’-vereiste. Vermeerdering van eis.

HR 12.10.2001 (Bethesda c.s./Van der Vlies), ECLI:NL:HR:2001:ZC3681, NJ 2001/635, Arbeidsrecht in 50 uitspraken 2012, p. 11 (nt. Grapperhaus, Rauws, Driessen/ Gundt), JAR 2001/217 (nt. Verhulp)

Het oordeel van de Rechtbank dat de kost en inwoning die de werkneemster geniet moet worden aangemerkt als een vergoeding door de werkgever ter zake van de door de werkneemster verrichte werkzaamheden en dus als loon, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Er bestaat geen rechtsregel dat voor de vraag of sprake is van loon steeds dient te worden onderzocht of de wijze waarop partijen de tegenprestatie voor de arbeid in hun overeenkomst en feitelijk hebben vorm gegeven, strookt met hetgeen bij een arbeidsovereenkomst gebruikelijk is. Nu de werkgever uitsluitend in eerste aanleg in algemene en ongespecificeerde termen heeft aangeboden zijn stellingen te bewijzen, welk bewijsaanbod hij in hoger beroep niet heeft herhaald, was de Rechtbank, bij gebreke van een bewijsaanbod in hoger beroep, niet gehouden de werkgever toe te laten tot bewijs.

HR 13.04.2001 (Polyproject/Warmond I), ECLI:NL:HR:2001:AB1055, NJ 2001/581 (nt. Hijma), AB 2002/315 (nt. Van Ommeren), BR 2001/223 (nt. Van den Brand), Gst. 2001-7144/2 (nt. Hennekens)

Indien in een exploitatie-overeenkomst een financiële bijdrage wordt bedongen waarvoor de toepasselijke exploitatieverordening geen grondslag biedt, kan de gemeente haar in die overeenkomst neergelegde aanspraak niet geldend maken. De in art. 6:211 BW gemaakte uitzondering op de regel dat ongedaanmaking kan worden gevorderd van de zonder rechtsgrond verrichte prestatie (prestatie kan naar aard niet ongedaan worden gemaakt en behoort in rechte ook niet op geld te worden gewaardeerd) moet restrictief worden geïnterpreteerd; enkele feit dat bepaling in onderhavige overeenkomst betreffende de financiële bijdrage om genoemde redenen wettelijke grondslag mist, kan niet tot slotsom leiden dat prestatie Gemeente, inhoudende de toezegging om herziening van het bestemmingsplan te bevorderen, behoort tot de prestaties die niet in rechte op geld behoren te worden gewaardeerd.

HR 25.02.2000 (Benetton/Eco Swiss e.e.a.), ECLI:NL:HR:2000:AA4947, NJ 2000/508 (nt. Snijders)

Arbitrage. Schending van procesregels die niet zijn begrepen in de door partijen aan het scheidsgerecht gegeven opdracht, leidt niet tot de conclusie dat scheidsgerecht zich niet aan opdracht heeft gehouden. Beginsel hoor en wederhoor heeft betrekking op partijen en niet op ‘de eigen kring van arbiters’. Art. 1065 lid 1 sub d Rv. (vernietiging wegens ontbreken motivering) geeft rechter niet de bevoegdheid een arbitraal vonnis naar zijn inhoud te toetsen. Niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting geeft ‘s Hofs oordeel dat de afwijking door de arbiters van de door henzelf vastgestelde procesregels geen schending van fundamentele beginselen van procesrecht, en derhalve geen strijd met openbare orde, oplevert.

HR 22.10.1999 (ING Fatum/Susanna), NJ 2000/34

Antilliaanse zaak. Verzekeringsovereenkomst. Stormschade. Verzwijging; nietigheid overeenkomst; wetenschap verzekeraar?

HR 28.05.1999 (Nassy-Tseng/Curaçao), NJ 1999/816 (nt. Koopmans)

Vordering vergoeding kosten van pensioenvervangende verzekering door hof toegewezen op grond van gelijkheidsbeginsel, doch slechts vanaf moment dat om vergoeding is verzocht. Zonder nadere motivering niet in te zien waarom gestelde ongelijkheid zou zijn opgeheven door vergoeding toe te kennen met ingang bedoeld tijdstip.

HR 06.11.1998 (Karting-Bouwmans c.s./Rotterdam), NJ 1999/131

Verdeling van canon over appartementsrechten. Uitleg in akte van splitsing opgenomen reglement in samenhang en verband met de erfpachtakten. Aan in erfpachtakte opgenomen verplichting tot het betalen van canon zijn ook opvolgende erfpachters gebonden. Een naar toekomstige perceelsbestemming gedifferentieerde canon is geoorloofd.

HR 21.11.1997, NJ 1998/164

Ouderlijk gezag na echtscheiding opgedragen aan de vader. Het hof heeft de juiste maatstaf — het belang van de minderjarige — gehanteerd en heeft, daarvan uitgaande, zijn beslissing gebaseerd op afwegingen en waarderingen welke zijn voorbehouden aan het hof als rechter die over de feiten oordeelt en welke niet onbegrijpelijk zijn. Reactie op de conclusie van het Openbaar Ministerie moet binnen twee weken bij de Hoge Raad ingekomen zijn.

Hoger Beroep

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 februari 2019 (Enexis/Aa en Hunze c.s.), ECLI:NL:GHARL:2019:1380

Elektriciteit. Duurovereenkomst tussen overheden en Enexis is opzegbaar, geen zwaarwichtig belang vereist.

Eerste Aanleg

Rechtbank Amsterdam 15.08.2018 (Fromwithin c.s./Greenberg Traurig e.a.), ECLI:NL:RBAMS:2018:5744

Vordering van internationaal werkende DJ tegen diens voormalige fiscalist afgewezen.

Rechtbank Rotterdam 30.03.2016 (Stedin/Chemours), ECLI:NL:RBROT:2016:3943, NTE 2016/33 (nt. Brinkman & Baljon)

Elektriciteit. Artikel 30 lid 2 (oud) Elektriciteitswet 1998. Taakverdeling tussen de civiele rechter en de bestuursrechter. Stelsel van bindende geschilbeslechting van artikel 51 Elektriciteitswet 1998.

Rechtbank Noord-Nederland 17.06.2015 (Aa en Hunze c.s./Enexis c.s. II), ECLI:NL:RBNNE:2015:2878, NTE 2016/4 (nt. Brinkman & Baljon)

Elektriciteit. De netten voor de openbare verlichting zijn in dit geval bestanddeel van het (overige) laagspanningsnet.

Rechtbank Noord-Nederland 27.08.2014 (Aa en Hunze c.s./Enexis c.s. II), ECLI:NL:RBNNE:2014:4581

Elektriciteit. Zijn de netten voor de openbare verlichting (‘OV-netten’) bestanddeel van het (overige) laagspanningsnet, en zijn de lichtmasten en dergelijke bestanddelen van de OV-netten? De lichtmasten en dergelijke zijn geen bestanddelen de OV-netten en moeten vanwege hun duurzame bestemming als onroerend worden aangemerkt. De eigendom daarvan komt toe aan de Overheden als eigenaar van de grond. De Overheden hebben, gelet op de liberalisering van de elektriciteitssector, een zwaarwegende grond voor opzegging van de samenwerkingsovereenkomst.

Rijpma Cassatie & Litigation
WTC The Hague Business Center
Prinses Margrietplantsoen 33
2595 AM Den Haag

T: +31 70 2390014
M: +31 6 543 672 77
E: rijpma@rijpma-cassatie.nl

KVK: 27187340

Rijpma Cassatie & Litigation kan geen derdengelden ontvangen
en heeft geen stichting derdengelden ter beschikking.

Disclaimer
Rijpma Cassatie & Litigation is de handelsnaam van Mr. D. Rijpma Advocatuur B.V. Op alle werkzaamheden zijn de algemene voorwaarden van Rijpma Cassatie & Litigation van toepassing. Deze zijn te raadplegen op www.rijpma-cassatie.nl. Iedere aansprakelijkheid is beperkt tot de som van hetgeen in het desbetreffende geval door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van Rijpma Cassatie & Litigation wordt uitbetaald, en het eigen risico dat volgens de verzekering niet ten laste van de verzekeraar is.

Algemene Voorwaarden | Cookie Statement | Kantoorklachtenregeling | Privacy Statement

Rechtsgebiedenregister
Mr D. Rijpma heeft in het rechtsgebiedenregister van de Nederlandse Orde van Advocaten de volgende rechtsgebieden geregistreerd: Cassatie (civiel); Burgerlijke procesrecht (arbitrage; litigation). Deze registratie verplicht Mr. Rijpma elk kalenderjaar volgens de normen van de Nederlandse orde van advocaten tien opleidingspunten te behalen op ieder geregistreerd rechtsgebied.

NEEM CONTACT OP